Whatsapp

0880 – 241 888

info@alblas.net

Proefles

Rijschool regio Groene Hart

Home » Blog » Voertuig controlle BRAVOK

Voertuig controlle BRAVOK

feb 6, 2015

BRAVOK

Voordat je met het rijgedeelte van je motorpraktijk examen begint ,  worden een aantal vragen over de motor gesteld. Dit zijn vragen over veiligheid voordat je gaat rijden en een aantal technische zaken.

Het makkelijkste is het om via een ezelsbrug te onthouden namelijk BRAVOK.

BRAVOK staat voor:

  1. Branden en brandstof
  2. Remmen
  3. Accu
  4. Verlichting en vering
  5. Olie
  6. Ketting – koeling en koppeling

Wij zullen nu de onderdelen een voor een nader toelichten.

Profiel
  • Profiel . Dit is wettelijk minimaal 1 mm. Dit is niet bevorderlijk als het regent. Ook een motorband heeft een slijtage indicator maar het is beter om bij 2,5 mm de band te vervangen.
  • Het loopvlak rond is afgesleten. Doordat de meeste motorrijders hun motor niet echt afschuinen, slijt de band in het midden het hardst waardoor aan de buitenkant het profiel  niet slijt. Hierdoor krijg je een zogenaamde “Vierkante Band”. Het nadeel hiervan is dat je in bochten als het ware rechtop wordt geduwd en daardoor bijna recht door de bocht gaat.  Ook mag het loopvlak niet op een golf lijken , dat duid erop dat de band niet uitgelijnd is of dat de veertrillingsdempers ( schokdempers) versleten zijn waardoor de band niet optimale contact heeft met het wegdek ( hij stuitert als het ware).
  • Geen droogschuren vertonen. Dit verschijnsel doet zich voor als je de motor voor een lange tijd niet gebruikt. Hierdoor droogt het rubber als het ware op.
  • Schroeven – spiekers – glas of andere scherpe voorwerpen mogen niet in het loopvlak steken.
  • Bandenspanning. Deze kun je in het instructieboek terug vinden. Hier staat de spanning vermeld voor solo rijden en duo rijden. Je kunt voor een paar euro`s een bandenspanningsmeter kopen die je altijd op zak of in je koffer hebt. De bandenspanning dient VOOR het rijden te worden gecontroleerd. Als je vlak bij een benzinepomp woont  dan kun je daar naar toe rijden.  Niet meteen volgas door de bochten want het duurt 2 a 3 km voordat de band is opgewarmd.
  • Ventieldop . Het ventieldop zorgt ervoor dat geen vuil in het ventiel komt. Bij het oppompen van de band komt anders het vuil in de band terecht wat voor beschadiging van binnen uit veroorzaakt en dat is funest.
  • Als je zelf de band verwisselt, let dan erop dat de looprichting ( rijrichting) de goede kant op gaat. Dit kun je zien aan een pijl op de zijkant van de band. Monteer je de band verkeerd dan zal deze van je velg aflopen met alle gevolgen van dien.
Brandstof
  • Zorg voor voldoende brandstof in je tank voordat je gaat rijden. Bij de meeste  moderne motoren is op je dashboard een brandstofmeter.
  • Is deze niet aanwezig dan is het beste de tankopening  te openen en met een zaklamp in de tank te schijnen ( als je motor in je schuur staat of in de winterochtend/avond). NIET MET EEN LUCIFEER OF AANSTEKER! De reden spreekt voor zich zelf.
  • Oudere motoren hebben meestal een brandstofkraan met  reservestand. Dit type vindt je terug bij motoren met carburateur. Deze kent drie standen:  Open – Close – Reserve.
  • Tegenwoordig zijn de moderne  motoren uitgerust met elektronische inspuiting. Bij deze motoren is het raadzaam om regelmatig na het tanken een flesje Injectie reiniger bij de tank te voegen. Deze zorgt ervoor dat het Injectiesysteem gereinigd wordt wat een optimale werking garandeert.
  • In het instructieboek staat –en meestal ook met een stikker op je tank – staat vermeld welke brandstof je moet tanken. Euro 95 of euro 98.
Remmen
  • Bij motoren met een mechanisch remsysteem ( trommelrem bij het achterwiel ) controleer je tijdens het intrappen van de voetrem of de indicator niet aan het einde staat ( dit is een driehoekig metaal lepel). Als dit wel het geval is dan zijn de remschoenen versleten.  Je kunt de rem stellen door middel van de stelschroef van de rem stang. Besluit je om zelf de remschoenen te vervangen maak wel de trommel goed schoon en let ook hierbij op de looprichting.
  • De voorrem is meestal uitgevoerd door middel van een hydraulisch remsysteem. Dit is een gesloten systeem. Als de luchtbel zakt duid dit op versleten remvoering en/of versleten remschijf. Ga niet te lang doorrijden met remvoeringen die bijna op is. Als je het wel doet dan is de kans vrij groot dat je op een gegeven moment alleen met het eiser op de remschijf remt. Alle kleine steentjes die tussen remvoering en remschijf komen veroorzaken groeven en dan moet je alles vervangen.
  • Verwissel de remschijf ook als deze aan de bovenkant een scherp randje ontstaat ( dit duit erop dat de remschijf dunner wordt en de kans op een gebroken schijf is dan groter).
  • Controleer of de rem niet sponzig aanvoelt tijdens het remmen of dat je opeens de handel tot aan je stuurwiel kan door knijpen. Dit duidt op een luchtbel in het systeem. De luchtbel kan je zelf eruit halen ( vereist vel wat ervaring) of je gaat direct naar een motordealer om het te verhelpen. Het is levensgevaarlijk om met zo een remsysteem door te blijven rijden.
Accu
  • Bij de meeste motoren bevind de accu zich onder de buddyseat.
  • Minimaal 1 keer per week contoleren of er geen oxidatie op de polen zit
  • De accu goed vast zit.
  • De klemmen goed vast zitten.
  • Tegenwoordig heb je onderhoudsvrije accu’s. Hier hoef je geen gedestilleerd water bij te vullen. LET OP: Op is Op! Dan moet je een nieuwe accu erin zetten.
  • Als je de motor in de winter stalling zet, zorg dan ervoor dat de accu op een druppelaar wordt aangesloten. Hierdoor wordt de accu ontladen en weer opgeladen.
  • Vlak bij de accu heb je ook een hoofdzekering. Zorg er voor dat je een reserve zekering bij je hebt.
Verlichting
  • De verlichting voor en achter brand
  • Grote licht het doet ( ook het seinen)
  • Alle richtingaanwijzers goed werken ( voor en achter)
  • De Claxon goed werkt
  • Remverlichting werkt bij het inknijpen van de voorrem en bij het intrappen van de voetrem
  • Alle controlelampen uitgaan bij het starten van de motor
  • De Engine stop ( volksmond “Dodemans Knop”) werkt. Als je deze omzet dan stopt de motor maar de verlichting blijft branden. De mag je altijd gebruiken om je motor snel af te zetten. Ook gebruik je deze knop als zich calamiteiten zich voordoen ( b.v. als het olielampje gaat branden tijdens het rijden – als je onderuit bent gegaan en de motor is nog in werking – als je gashendel blijft hangen in de hoogste stand).
Vering
  • Geen zichtbare lekkage. Als dit zo is dan zijn de afdichtingsrubbers lek. Hierdoor wordt de olie uit de cilinders naar buiten geperst. Dit heeft tot gevolg dat  het wiel geen goed contact met het wegdek heeft wat zich vooral in bochten uit door het uitbreken van de motor.
  • Geen krassen op de cilinders. Dit duidt erop dat er  kleine steentjes tussen afdichting en de veerremcilinder bevinden. Hierdoor wordt de cilinder aangetast en gaat het ook roesten.
  • Bij het achterwiel is meestal een mono veertillingsdemper met schroefveer gemonteerd. Deze kan met een speciale sleutel gesteld worden of door middel van een draaiknop of elektrisch vanaf je stuurwiel ( zoals bijvoorbeeld op de BMW 1200 GS of Honda Pan Europeen) . dit is afhankelijk of je Solo  of  Duo gaat rijden.
  • Bij het contoleren van de veertrillingsdempers loop je een stuk en knijp je de voorrem hard in ( wel het stuur recht houden) . hierdoor zakt de motor in de verering – komt omhoog en gaat terug in zijn normale stand. Blijft de vering deinzen of blijft deze in de onderste stand steken of je hoort een metaalachtige klik dan is de werking hiervan niet meer voor de volle 100%.
Olie
  • Motorolie. De motor moet horizontaal en op een vlakke ondergrond staan ( niet een heuvel omhoog of omlaag staan).
  • Er zijn 2 manieren om het te controleren: oliepeil en een kijkglas. Bij alle 2 manieren heb je een minimale  en maximale oliestand.
  • Kijk in het instructieboek of je bij een koude /warme motor moet gaan peilen/controleren.
  • Alleen motorolie gebruiken die door de fabrikant wordt voorgeschreven. Let er ook op of het minerale of synthetische olie moet wezen, LETOP! NIET DOOR ELKAAR GEBRUIKEN!
  • Draai de vuldop niet te strak maar ook niet losjes.
Ketting
  • Ketting. Deze moet goed gesmeerd zijn. Als de ketting te droog is dan hoor je deze kraken. Hiervoor heb je ook een automatisch vet smeer systeem.
  • De ketting moet wat speling hebben. Dat wil zeggen dat je de ketting op het langste gedeelte tussen 1 en 3 cm kan bewegen. Bij een te strakke ketting loop je de kans dat deze breekt met alle gevolgen van dien. Bij een te slap afgestelde ketting is de kans vrij groot dat deze van het tandwiel eraf loopt.
  • Slijtage. Bij slijtage zullen de Kettings lieden ovaal gaan slijten. Ook wordt de kans groter dat de ketting van het tandwiel afloopt.
  • Minimaal 1 keer per week controleren.
  • Controleer bij het tandwiel of de tanden niet versleten zijn ( lijken op Haaienvinnen)
  • Je koopt een totale set bij de ketting ( voor en achter tandwiel).
Koeling
  • Tegenwoordig zijn de meeste motoren uitgerust in combinatie lucht/ koelvloeistof.
  • Minimaal 1 keer per week het niveau contoleren. Moet je vak bijvullen dan heb je ergens een lekkage. Zie je geen uitwendige lekkage let dan op je oliepeil. Is deze abnormaal hoog en zie je een soort drab op de peilstok. Is dit het geval dan heb je een inwendige lekkage. Dan zit niets anders op dan een nieuwe motorblok of inruilen.
  • De radiator goed schoon houden. Altijd van achter naar voren de radiator schoon blazen. Let er op dat de luchtdruk niet te hard is want anders beschadig je de lamellen en is de koeling niet optimaal. Ook raakt de vin beschadigd.
  • Ook niet met een hogedruk schoonspuiten de radiator schoon spuiten.
  • Alleen koelvloeistof volgens door de fabrikant voorgeschreven middel.
Koppeling
  • Bij de koppeling heb je 2 systemen: mechanisch en hydraulisch.
  • Bij het  hydraulische systeem controleer je het niveau zoals bij het remvloeistof. Zakt deze regelmatig dan duidt dit op een lekkage. Nadeel is dat je dan niet meer de motor kan starten( de meeste moderne motoren moet je de koppeling inknijpen ).
  • Bij het mechanische systeem kun je het aangrijppunt van de koppeling bepalen door aan het wieltje te draaien. Regelmatig met WD 40 het koppelingskapel inspuiten bij de hendel en bij de aansluiting van de koppeling. Laat je het achterwegen dan slijt de kabel sneller met kans op breken.
  • Controleer of het kabel niet begint te rafelen. Ook hier moet je dan het kabel zo spoedig laten vervangen.

Uiteraard zal een examinator niet alles vragen maar wel een aantal punten hiervan.

Veel succes je het praktijkexamen.

Deze tips zijn niet alleen voor examenkandidaten maar voor iedere motorrijder.

Pin It on Pinterest